Door Annettje Dia Huizinga
Op de donderdagavonden stonden Lidi en Dees achter de roze bar van het Vrouwenhuis (te Amsterdam). Die bar was een borst met een tepel die je kon optillen en daaronderzat een spiegel, een ontwerp van Dees als interieurarchitect. Het Vrouwenhuis was een in 1974 gekraakte technische school aan de Nieuwe Herengracht. De kraaksters van het eerste uur waren vrouwen die (onder invloed van de consciousraising groepen in Amerika) een gebouw hadden gezocht om met hun praatgroepen bijeen te komen. Mannen mochten er niet in en jongens slechts tot 12 jaar.
De ideologen waren in 1977 allemaal slaags geraakt, de Paarse September was vertrokken naar de collegebanken of de fabriek en de dochters van Bep die zich boven op zolder hadden terug getrokken lieten zich niet zien. Er waren wat groepen die een ruimte gebruikten in het Vrouwenhuis zoals Cinemien, nu establishment geworden, en feministische uitgeverij De Bonte Was. Het was een gigantisch gebouw met een filmzaal, een karatezaal, een tuinzaal, donkere hoekjes, heel veel kamers, een tuin en overal vergaderden vrouwengroepen.
Sofa
Ik was niet van de vergaderingen. Mijn vriendinnen maakten muziek. Er stond een stokoude piano met weinig snaren maar Marianne die wij Stel noemen wist er altijd een goed geluid uit te krijgen. Haar vriendin was de bassiste, zij was een macho Française die Claude heette en die 1x per dag sekste, Meggie (mijn eerste ex, ik was 20 zij 16 voeg ik hier altijd aan toe) speelde gitaar en zong, Eva Bouwman was net afgestudeerd musicologe en bracht haar piccolo mee. Er kwamen altijd vrouwen en meisjes die een instrument bespeelden of wilden bespelen jammen op de Donderdagavonden. Ook kwam er regelmatig een Heilssoldate die de Strijdkreet verkocht. En dat in een tijd waarin het Leger des Heils zich uitsprak tegen homoseksualiteit en relaties.
Ik maakte geen muziek maar luisterde, zat op de grote sofa en confisqueerde het Vrouwenhuislogboek, ik was tenslotte ook een vrouw, en schreef dat vol met gedichten. Mijn maatje was de transseksuele Marijke die nog geen vrouw was maar er wel één wilde zijn.
Er ontstond een repertoire met liedjes van Meggie zelf, Melanie, the Doors Bob Dylan en Loudon Wainright III.
Op een mooie avond begint de band aan: I am the way; een spottend en cynisch lied dat we toen erg leuk en gevat vonden, als de bel gaat
I was standing down in Jerusalem Town one day (4x)
singing… I am the way
I can walk on the water and I can raise the dead (4x)
it’s easy…. I’m the way
Don’t tell nobody but I kissed Magdalene (4x)
right on the mouth
I said Mary it’s okay I’m the way
Bij het laatste refrein:
Every girl of God gets a little hard luck sometimes stapt de Heilssoldate binnen.
Een doodse stilte van een halve seconde
Every girl of God gets a little hard luck sometimes
Er gaat een gejuich op
Every girl of God gets a little hard luck sometimes
Iedereen zingt mee
Every girl of God gets a little hard luck sometimes
Dees zet een flesje fris voor de Leger des Heilssoldate neer.
specially when she goes around saying
she’s the way:
Ze blijft niet lang die avond. Ik heb haar nooit meer gezien.