De Tweede Golf in 1973

Boekje over 5 jaar vrouwenemancipatie, van 1968 tot en met 1973, door Hanneke van Buuren

5 jaar vrouwenemancipatie in Nederland (1968-’73)
door Hanneke van Buuren
uitgave in samenwerking met aktiegroep MAN-VROUW-MAATSCHAPPIJ
sept-okt 1973

boekomslag

Prehistorie

Rond 1400 staat in Frankrijk de eerste feministe op: Christine de Pisan. Zij schreef o.a. La cité des Dames. De in heel West-Europa beroemde en vertaalde Roman de la Rose kon in hààr ogen geen genade vinden: in een scherp pamflet hekelde zij de mannelijke onhebbelijkheid om een vrouw tot louter seksobjekt, klaar voor de pluk, te verlagen. Daarmee haalde ze zich de haat van heel letterlievend Parijs op de hals. Talrijk waren de pamfletten en schotschriften waarmee deze onafhankelijkdenkende vrouw bestookt werd. Zij bleef echter de kultuurgewoonte vervloeken die de vrouw aan de man ondergeschikt maken (“Que de Dieu soit elle mauldicte!”) en om daaraan te ontsnappen transformeerde ze zich in haar literaire fantasie zelf tot man:

“Mais je diray par ficcion
Le fait de la mutacion
Comment de femme devins homme”

Christine de Pisan heeft in Nederland verre nakomelingen gekregen in vrouwen als Joke Kool-Smit die de Dame de Pisan niet alleen navolgde met de scherpe pen (zij hielp met een artikel in De Gids de tweede emancipatiegolf in Nederland ontketenen), maar net als zij haar werken in dienst van de vrouwen stelde en een beweging oprichtte van ontevreden vrouwen die al vlug een van de grootste emancipatiebewegingen in ons land zou worden.

Christine de Pisan

Tussen de begin-15e-eeuwse Christine de Pisan en de laat-20e-eeuwse vrouwen ligt een grote afstand in tijd, waarin bij tussenpozen het vrouwenverzet herhaaldelijk opvlamde.

De literaire salons van het 17e-eeuwse Frankrijk, die door vrouwen uit de hogere standen werden gedreven, waren niet uitgesproken emancipatorisch, maar de spirituele onafhankelijkheid van deze vrouwen, en de navolging van hun salons door heel West-Europa van de 17e en 18e eeuw schiep er wel een gunstige bodem voor.

Daarna bracht de Verlichting in Europa een nieuw perspektief voor de vrouw: aan de ene kant legde de Verlichting een sterk aksent op de opvoeding van kinderen, waardoor de moeder meer dan vroeger vastgepind werd op haar plaats aan de huiselijke haard, maar aan de andere kant moest die moeder ook onderwijzer spelen en daarvoor was het toch nodig dat ze eerst zelf over een bescheiden mate aan kennis beschikte. Daarnaast brachten de humanitaire ideeën van de Verlichting, waaruit later de sociale hervormingen zouden groeien, de vrouw via de filantropie in kontakt met de sociale problemen. In Engeland leverde een vermenging van de Salons (Blue Stocking Societes) en de Verlichting vroegtijdige feministes op zoals Mary Wollstonecraft, predikantsvrouw, schoonmoeder van Shelley. Zij schreef in 1792 A Vindication of the Rights of Women. Een jaar later sneefde in Frankrijk de eerste feministe onder de guillotine: Olympe de Gouges. Haar werk Déclaration des droits de la femme et de la citoyenne was de mannen van de Franse Revolutie te revolutionair.

Zij brachten de diskussie op gang. Die diskussie kreeg politieke kleur door het heersende liberalisme en het opkomende socialisme. Voor liberalen – men denke aan een figuur als John Stuart Mill – was de “vrijheids”-strijd van de vrouw onderdeel van de strijd om uitbreiding van de burgerrechten in het algemeen. Mannen als Marx, Engels, Bebel zagen de vrouwenemancipatie als onderdeel van de strijd om de omverwerping van de bourgeoismaatschappij; was die strijd eenmaal gestreden, dan zou de vrouw vanzelf haar geëmancipeerde plaats toevallen, dachten zij. Deze zienswijze wordt tot op de dag van vandaag in socialistische kring benadrukt. Ook de Nederlandse  emancipatiebeweging Dolle Mina – waarover later – huldigt nog steeds dat standpunt.

In Nederland begint het feminisme heel aarzelend rond 1840 in de kringen van de protestantse vrouwen van het Réveil, dat strenge geloofsbeweging vanuit het gevoel preekte. Dit “feminisme” was noch liberaal, noch socialistisch: de protestantse vrouwen wilden geen gelijke burgerrechten (kiesrecht) en ook geen recht op arbeid voor vrouwen. Zij waren meer filantropisch-humanitair ingesteld: ze propageerden liefdadigheid en onderwijs aan meisjes. Daarvoor openden ze bepaalde beroepen voor vrouwen: verpleging en onderwijs. De 18e-eeuwse huisleraar werd in de 19e eeuw de gouvernante.

De Nederlandse vrouwenbeweging op zich kon zich niet ontwikkelen uit het Réveil en ook niet uit de socialistische beweging: ze was intellektualistischer en politieker dan de protestantse vrouwen zichzelf toestonden om te zijn – ze was liberaler en strijdvaardiger voor eigen doel dan de arbeidersvrouwen van hun voorvechters mochten zijn. De vrouwen die in Nederland de Vrije Vrouwenvereeniging (1889, voor geestelijke en staatkundige ontwikkeling van de vrouw) en de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht (1894) oprichtten, en die vormden wat men noemt de “eerste golf van de vrouwenemancipatie”, kwamen uit de gegoede liberale kringen. De socialistische beweging stond er zeer vijandig tegenover.

Troelstra, zeer gegrepen waar het om de vrijwording en bewustmaking van de arbeidersklasse ging, kon biezonder hatelijk en scherp worden waar het om kiesrecht voor vrouwen ging; zijns inziens ging de ene strijd ten koste van de andere.

De Vrije Vrouwen Vereeeniging

De liberale instelling van deze vrouwen betekende echter beslist geen anti- of zelfs maar asociaal gedrag: Aletta Jacobs, naast Wilhelmina Drucker en Martine Kramer, een van de strijdbaarste suffragettes in Amsterdam, zelf de eerste vrouwelijke student in Nederland en de eerste dr. med., opende in de hoofdstad een gratis kliniek voor arme vrouwen en propageerde daar o.a. geboortebeperking.

De Nederlandse suffragettes traden lang niet zo fel op als de Engelse. Desondanks is Nederland een van de eerste landen waar de vrouw – in 1919 – kiesrecht verwierf. Ter gelegenheid daarvan sprak Aletta Jacobs in het Amsterdamse Concertgebouw voor duizenden vrouwen die dat feit vierden: “Een brede weg ligt voor ons open.” Het was waar. Maar het duurde erg lang voordat de vrouwen op die weg durfden te gaan lopen.

Dat kwam eensdeels omdat vrouwen uit een zeer bepaalde klasse van de burgerij het verzet aanvoerden (met als gevolg dat het doel dat zij zich stelden, te eng was en vrouwen uit andere klassen te weinig aansprak), anderzijds uit de waardering van het feminisme zelf. Het begrip had de bijsmaak van rankuneuze oude vrijster. En men kan niet ontkennen dat de vrouwen die in die tijd “in het vrouwenverzet” waren, intellektualistisch deden, ekspres stijf gekleed waren om de man maar niet te behagen. Dat riep reakties op: de vrouwen wilden weer “echte vrouwen zijn”: bevallig, teer en liefelijk.

In de Eerste en Tweede Kamer waren wel enkele vrouwen aktief, maar van een sterke aanwas was geen sprake. Vaster dan ooit bleef de vrouw vastgeklonken aan haar gezin.

De geschiedenis beweegt zich in golven en dalen: na de golf waarmee vrouwen het kiesrecht bereikten, volgde een dal, waarin de emancipatie een verouderd begrip leek te worden. Feminisme kwam helemaal op de achtergrond bij de Tweede Wereldoorlog en de krisis daarvoor.

Dit is het begin

Als de Tweede Wereldoorlog is beëindigd, als de algemene chaos weer is bezworen, als na een lange herstelperiode de zaken weer op hun plaats liggen, dan maakt er zich bij bepaalde groeperingen een vage ontevredenheid ten aanzien van die plaatsen meester. Wat precies de tweede golf van Vrouwenemancipatie veroorzaakte, is niet precies uit te maken.

Nederland kende natuurlijk de studentenbeweging. “In de ogen van de buitenstaander” zegt Juliet Mitchell “is de positie van de huisvrouw en de student ongeveer gelijk: niets te doen en geen enkele verantwoordelijkheid.” Studenten en vrouwen kwamen in opstand tegen de manipulatie van degenen die hun juist met woorden de (akademische) vrijheid zeiden te geven, een vrijheid die een leeg begrip bleek te zijn als je het met het systeem niet eens was. De studentenbeweging, Provo, politieke bewegingen in de zestiger jaren, hippie- en religieusgetinte bewegingen die de heropleving van het gevoel predikten, ze gaven allemaal een stootje in de richting van het verzet, door wat ze zelf aan ideologie aanbrachten, maar óók door de ontstellende mate waarmee ze zelf vrouwen weer diskrimineerden. Wij, vrouwen, waren de onderdrukten van de onderdrukten. Tijdens de Maagdenhuisbezetting was onze rol: broodjes smeren, stensils draaien, wc’s schoonmaken en de mond houden.

Misschien moeten we voor het ontwaken van het verzet ook de toenemende openstelling van het hoger onderwijs dankbaar zijn, die we met jongens uit de middenklassen uit de maatschappij deelden. We werden er bewuster door, taalvaardiger en misschien ook kritischer dan onze moeders en grootmoeders. Misschien moeten we zelfs de ekonomische vooruitgang dankbaar zijn die ons in staat stelde door meer komfort en minder kinderen meer tijd over te houden voor ontevredenheid. Misschien moeten we ook de tanende rol van de Kerk in de Nederlandse samenleving debet stellen. In het Kristelijke leven vervulden wij vrouwen maar een tweederangsplaats àls we er al een vervulden.

Vrouwelijke dominees zijn er maar een paar, vrouwelijke katolieke priesters helemaal niet. Zo’n mentaliteit van de heersende religie werkt op meer fronten door dan men denkt. Ik zelf geloof dat in Nederland de snel tanende machtsrol van de Kerken (in ons land opvallend snel tanend), met daarbij het snel wegvallende Godvaderbeeld de vrouwen heel wat zelfbewuster heeft gemaakt. Deze relatie zou eens onderzocht moeten worden.

symbool

Een laatste faktor waardoor ons verzet misschien is opgevlamd, zijn de buitenlandse feministische werken die begonnen te verschijnen en die al vlug vertaald en druk gelezen werden: The feminine Mystique van Betty Friedan, The deuxième sexe van Simone de Beauvoir en Histoire et Sociologie du Travail Féminin van Evelyn Sullerot.

In Nederland werden wij eigenlijk echt goed wakker met het artikel van Joke Kool-Smit in De Gids: Het onbehagen bij de vrouw, dat sloot met de veelaangehaalde woorden: “Vaders en kinderen kunnen van mening verschillen. Met moeders valt over vele zaken helemaal niet te praten omdat ze geen notie hebben van de maatschappij. Zou het niet goed zijn als moeders hun kinderen meer te bieden hadden dan enkel zorgzaamheid?”

Dat artikel vormde voor menigeen van ons, zeker voor vrouwen uit de middenklasse, een schok van herkenning. Mede onder Joke Kools inspiratie kwam het in oktober 1968 tot de oprichting van de aktiegroep Man/Vrouw Maatschappij, afgekort MVM. MVM stelt zich ten doel gelijke ontplooiingskansen voor vrouwen en mannen te bevorderen. Volgens MVM komen die ontplooiingskansen in de knel door de starre rolverdeling die deze maatschappij vrouwen en mannen oplegt, en die ekstreem polariserend werkt: harde mannelijke mannen, zachte vrouwelijke vrouwen.

Tegen de man strijdt MVM dus niet. Wel heeft zich een kleine groep feministes binnen en buiten MVM een tijdlang tot ongenuanceerde mannehaat laten verleiden. Dat was en is een groeistuip. Het merendeel van de vrouwen die het gezicht van MVM bepalen, ziet dat de ongelijkheid tussen de seksen in stand wordt gehouden door deze maatschappijvorm die op de rol van het gezin berust. Het gezin van een konsumptie- en produktiemaatschappij als deze eist een mannenrol van harde agressieve kostwinner en een vrouwenrol van warme gevoelige moeder en gezinsverzorgster. Het traditionele gezin zou zonder dat niet kunnen bestaan, deze maatschappijvorm evenmin. Vergelijken we echter, zo stelt MVM, beide rollen naar waardering en status en zelfbeeld, dan zien we dat het een heel ongelijke rolverdeling is. Op zich worden de mannerollen veel hoger gewaardeerd, maatschappelijk en anderszins, dan de vrouwerollen. De nadruk van de emancipatiestrijd binnen MVM ligt dan ook op het opheffen van de achterstand bij de vrouw.

MVM pleitte dan ook van het begin af aan voor grotere deelname van de vrouw aan het maatschappelijk leven.

De leden van MVM maken deel uit van een maatschappij die de traditionele rolverdeling heel vanzelfsprekend vindt. Dat betekent in tegenstelling met alle andere onderdrukkingen en mistoestanden, dat het verzet ertegen biezonder kompleks is. Dat de man b.v. waar je mee leeft, dan wel niet de vrouwenonderdrukking heeft uitgevonden, maar er wel min of meer van profiteert. Dat je je kinderen opvoedt voor datzelfde systeem van diskriminatie. Dat advertenties, romans, àlles uitgaat van die rolverdeling en hem zo ook nog in stand houdt.

Dat impliceert dat MVM aktie moet voeren tegen feitelijke diskriminaties (ongelijke betaling voor gelijk werk), maar ook tegen een mentaliteit die deze diskriminatie in stand houdt, zowel naar buiten als naar binnen bij haar leden zelf. Daarvoor is nodig een steeds verdiepend inzicht (om die mentaliteit op te sporen met al haar subtiele diskriminatie-mechanismes) en een heel scala aan akties (om de diskriminaties tegen de gaan en de mentaliteit schoksgewijs te veranderen).

Daarom heeft MVM een statische en een dynamische struktuur:

Statisch: onderwerpsgroepen analyseren de gevestigde opvattingen over de vrouw en de man op het gebied van onderwijs, part time, her- en bijscholing, seksualiteit enz. Zij gaan meteen na waar de mogelijkheden tot verandering liggen, welke instanties moeten worden aangesproken, waar en hoe er aktie moet worden gevoerd. Deze onderwerpsgroepen vormen de “ruggegraat” van MVM.

Dynamisch is MVM in de akties, die zowel landelijk als regionaal worden gevoerd. In de praktijk komt het er vaak op neer dat een aktie regionaal van de grond komt, gevoed wordt door materiaal en richtlijnen van de onderwerpsgroepen en dan landelijk wordt overgenomen. Daarnaast verzorgt een administratieve ploeg de ledenadministratie, de nieuwelingenopvang en de uitgave van MVMnieuws.

Hoewel de struktuur van MVM hecht is, is ze niet anti-autoritair. Persoonlijkheidskultuur wil men zo veel mogelijk voorkomen: niet altijd dezelfde laten interviewen, niet de macht in handen van één kleine kliek houden terwijl de gewone vrouwen alleen maar mogen stensillen. Iedere vrouw is door haar inzet voor de goede zaak evenveel waard als de andere.

Politiek gezien kent MVM niet de binding aan één speciale partij. Zij wil haar doelstellingen bij iedere partij aanhangig maken. Het grootste deel van haar leden zit natuurlijk wel in de hoek van de progressieve partijen. Joke Kool-Smit is lid geweest van de Gemeenteraad van Amsterdam voor de Partij van de Arbeid. Maar ze heeft nooit rechtstreeks MVM aan deze partij willen binden. Toen MVM eind 1970 een kresjdemonstratie hield waaraan ook de vrouwenafdeling van de Communistische Partij Nederland meedeed, dreigde de noordoostelijke vleugel van MVM met afscheiding. Maar lang niet voor iedereen is het verband tussen feminisme en (linkse) maatschappijverandering even duidelijk. Er bestaat in MVM een duidelijke onmiskenbare liberale onderstroom.

Vooral in het begin van haar bestaan rekruteerde MVM haar leden als vanzelf uit de middenklasse. Dat bracht vanzelf een zekere bezadigdheid in aktievoeren met zich mee.

Buiten MVM bestond er niet zoveel aan het einde van de 60-er jaren wat feminisme betrof. De twee verenigingen uit de tijd van van de suffragettes, de Vrije Vrouwenvereeniging en de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht, waren gefuseerd in Vrouwenbelangen. Maar deze fusie, zeer deskundig overigens op het gebied van vrouwenarbeid en politiek, was sterk vergrijsd. Zij leverde de heropleving van het feminisme niet op. Tegenover onze tweede non-politieke golf van vrouwenemancipatie stond ze aanvankelijk wat sceptisch. Met de rumoerige studentenbewegingen en die van linkse radikale groepen hadden we ook niet veel gemeen. Zij steunden ons ook niet bepaald. Er was maar één kleine beweging waarmee wij verwant waren en die onze strijd tegen de rolverdeling steunde omdat zij hun strijd wezenlijk gelijk aan de onze voelden: die van de homoseksuelen. In 1969, een jaar na de oprichting van MVM, bepleitte het COC in een speciale uitgave “deelname aan, respektievelijk adhesie voor… elk verzet tegen het toekennen van een starre rol aan mensen, b.v. die van man en vrouw”. Maar de samenwerking tussen die twee groepen, die van homoseksuelen en vrouwen, was toen nog lang geen feit.

Het eenzijdige aksent van MVM-in-de-begintijd (de stijl is nu heel anders) op recht van arbeid voor de vrouw, de terughoudendheid t.a.v. aktievoeren, leidde ertoe dat wij vrouwen ons eigenlijk meer bezighielden met kennisverzamelen dan met de harde strijd. Als reaktie daarop verscheen op het toneel, nee spróng erop: Dolle Mina.

Dolle Mina! Dolle Mina!

Met zowat dertig vrouwen en mannen begon Dolle Mina op een zaterdagmiddag in januari-koud Amsterdam. De naam was een huldeblijk aan een van Nederlands eerste suffragettes: Wilhelmina Drucker. En door dolle akties wilde Dolle Mina het publiek wijzen op onze onhoudbare ondergeschikte positie als vrouw.

Dolle Mina’s bestormden b.v. Nijenrode, een fraai kasteeltje waarin jongetjes van zeer goeden huize voor topfunkties in het bedrijfsleven werden opgeleid. Ze werden de kasteeltrap letterlijk afgedonderd.

Dolle Mina’s wachtten bruidsparen op onder de trappen van het stadhuis en riepen naar de bedrukte bruid: “En wie vist er straks het haardotje uit de gootsteen?”

Dolle Mina’s kidnapten mannen en bestormden kroegen waar alleen mannen binnenmochten.

Binnen de week wist Dolle Mina door enorme publiciteit in de pers de aandacht van het hele land te trekken. Niet alleen van de intellektuelen, maar ook van de huisvrouwen. Dat had geen van de vrouwenverenigingen ooit bereikt. “Dolle Mina” is in het Nederlands taalgebruik een soortnaam geworden.

“Hé Dolle Mina!” roepen ze naar je als je feministische affiches opplakt of als je een vrachtwagen bestuurt.

Dolle Mina en de voorgaande generatie

Dolle Mina is niet bij de eerste akties, hoe leuk en ludiek ook, blijven staan. Speelse akties tonen alleen maar misstanden áán maar verhelpen ze nog niet. Vrij vlug ging Dolle Mina over tot akties die niet alleen aanwezen, maar ook effekt hadden en de misstand uit de wereld hielpen. Op een sigarefabriek in Nieuwe Pekela hadden alleen mannen opslag gekregen en vrouwen niet. De door mannen geleide vakbonden vonden de kwestie niet de moeite waard. Dolle Mina heeft toen met de arbeidsters samen de staking uitgeroepen, piketten verzorgd, geld ingezameld, artikelen geschreven en de pers erbij gehaald. Na vier weken harde strijd ging de direktie van de sigarefabriek door de knieën.

Dolle Mina tour

Door de stormachtige groei in het begin bestond Dolle Mina uit zeer verschillende elementen die varieerden van vrij onbewuste aktieve huisvrouwtjes tot de Rode Jeugd in Eindhoven b.v. Maar door die verschillen in afkomst en denkwijze ontstonden er al heel vlug ook meningsverschillen. Het eerste kongres, drie maanden na het begin, bracht een ernstige tweespalt aan het licht. Aan de ene kant stonden de strukturalisten die de mening poneerden: “ondanks alle akties zullen we er nooit in slagen om de halve mensheid te bevrijden, als we niet eerst de maatschappelijke struktuur in haar totaliteit veranderen. Doe je dat niet, dan bestrijd je alleen symptomen en laat je de kwalijke kwaal zitten”. Daartegenover stelden de mentalisten dat je voor een struktuurverandering nooit genoeg mensen meekrijgt als je ze niet eerst zelf, in hun mentaliteit, verandert. En dat moet door ze andere maatstaven en normen aan te leren.

Op het kongres zelf bleef de strijd onbeslist. Maar in de praktijk kregen de strukturalisten de overhand.

Sisterhood is powerful

Om de aandacht van de nog afzijdige vrouwen te wekken gingen we er eind 1970 toe over om onze krachten te bundelen in een van de grootste voorlichtingsmanifestaties die Nederland ooit gekend heeft: “op de Vrouw Af!”.

Niet alleen MVM en Dolle Mina werkten er maandenlang hard aan, maar ook damesbladen zoals Margriet, de radio, de tv, plus enkele andere verenigingen zoals de Nederlandse Vereniging voor Sexuele Hervorming, Centraal Wonen, en individuele leden van Vrouwenbelangen ( de vereniging Vrouwenbelangen in haar geheel hield zich voorzichtig afzijdig).

Het entoesiasme was enorm. Zalen vonden we in klubhuizen of leegstaande winkelpanden waarvan de eigenaar voor onze charmes bezweek en ze ons gratis leende.

De PTT vroeg waanzinnighoge sommen voor een tijdelijke aansluiting; onze charmes hielpen daarbij niet omdat ze via formulieren overgebracht moesten worden. Geen nood: in noordelijke steden bleken onbekende weldoeners te leven, in de zuidelijke stad Eindhoven (de stad die de meeste bezoekers naar Op de Vrouw Af trok) leende een pastoor die recht tegenover de manifestatie woonde, zijn telefoon en pastorie aan ons uit.

Twee dagen lang gaven we het publiek dat aangespoord door pers, radio en tv kwam kijken, voorlichting over aangepaste werkgelegenheid voor de vrouw, kinderopvang, geboorteregeling, abortus (in die tijd moesten de Nederlandse vrouwen voor een abortus naar Londen), recht op onderwijs en beroepsopleiding voor de vrouw. Kontinu zaten we aan de telefoon. Ongeveer 15.000 mensen bezochten de voorlichtingscentra. De meeste inlichtingen vroegen en kregen ze over aangepaste werkgelegenheid en kinderopvang.

Helaas waren we nog een beetje te onbedreven in het aktievoeren: we hebben in 1970 te weinig gedacht aan een goede follow up. Te weinig namen we later kontakt op met de bezoekers. Wel is er een goede samenwerking gegroeid met de verschillende gewestelijke arbeisburo’s (GAB), die zelf kursussen gingen geven om vrouwen (bij) te scholen. Ook zijn er heel wat kinderopvangcentra opgericht.

“Op de Vrouw Af” had veel energie van ons gevergd. We waren erg moe. De meesten van ons verzonken in een soort winterslaap. Toen we wakker werden in de lente, bleek alles anders te zijn geworden.

Kentering

Midden april 1971 hield Dolle Mina weer een landelijk kongres. De mentalisten waren al geruisloos van de tafel geveegd. De strukturalisten (o.l.v. de marxist Miklòs Rácz, een man, wat een deel van ons heel hoog zat!) stelden onverhuld dat de onderdrukking van de vrouw in stand gehouden werd door de klassestruktuur van onze maatschappij. Fundamenteler dan de tegenstelling tussen vrouw en man was die tussen de klassen. Het was de socialistische visie, al meer dan een eeuw oud, die ook Troelstra had bewogen om het feminisme indertijd te veroordelen. Miklòs Rácz en anderen stelden dat de belangen van de vrouwen uit de verschillende klassen soms lijnrecht tegenover elkaar staan waar het erom gaat de klassestrukturen te handhaven of ze omver te werpen. De werkelijke bevrijding van de vrouw is alleen in een maatschappij van na de socialistische omwenteling  te verwachten, geloofden zij. Daarom wilde men nauw gaan samenwerken met radikaallinkse politieke partijen. De strijd tegen het kapitaal kreeg de voorrang boven de strijd om de vrouwenemancipatie.

Deze konsekwentie was voor een groot deel van ons aanleiding om de Dolle-Mina-beweging te verlaten. Dat wilde niet zeggen dat de vertrekkenden niet maatschappelijk-geëngageerd of soms erg links dachten, maar Dolle Mina was primair een vrouwenverzetsbeweging geweest. Dat ze nu haar prioriteiten anders stelde, was voor degenen die de oorspronkelijke opzet aanhingen, een verraad.

Ook MVM kende haar kenteringsverschijnselen. Men kende er al een diversiteit van sociaalfeministen (waarvoor het feministische ideaal: 50% vrouwen op de knooppunten in deze maatschappij, einddoel is van een “hard” of “zacht” gevoerde strijd), van individueelfeministen (die een sociale en ekonomische struktuur willen scheppen waarin alle individuen al hun kapaciteiten  waar kunnen maken en allerlei relaties kunnen leggen; voor hun is feminisme eerste, absoluut noodzakelijke maar niet enige voorwaarde), van pragmatischfeminsten (die zoveel mogelijk aktiepunten van de onderwerps(werk)groepen willen uitvoeren, hopend dat die de gewenste mentaliteit zullen bewerkstelligen) en van de spektakulairste stroming van allemaal, die werkelijk als een bom losbarstte binnen MVM: het radikaalfeminisme.

Radikaalfeminisme is geen typisch Nederlands verschijnsel. Het komt uit de USA. Radikaalfeministen willen dat een vrouw zich konsekwent terugtrekt uit deze maatschappij, ook uit het gezin. Alle kommunikatie met mannen moeten ze weigeren. Alle mannen zijn nl. zonder uitzondering bezig met dag en nacht de vrouwen te onderdrukken. Radikaalfeministen in Amsterdam hebben een huis gekraakt, waar geen man binnenmag. Mannelijke verslaggevers worden ondanks de gunstige uitwerking die de pers kan hebben op verspreidingvan ideeën, geweerd.

Ze zijn niet alleen anti-man, maar ook anti-macht en anti-struktuur. Ze verwerpen met alle nadruk iedere vorm van persoonlijkheidskultus; de artikelen in hun krant zijn niet ondertekend.

Een van de goede uitvloeisels van het radikaalfeminisme is de nadruk op persoonlijke bewustwording. Wij waren in de vrouwenbeweging in een impasse gekomen waarbij vergaderingen en aktieplanning vaak ontaardden in ideologische diskussies waar we niet uitkwamen. Vaak bleek daarachter meer persoonlijke onverwerkte problematiek te zitten dan rationeel denken. Zoiets komt de kracht van je beweging niet ten goede. Persoonlijke bewustwording, ons gaan bezinnen op vrouwelijk-persoonlijke problematiek deden wij daarom in praatgroepen: 10 à 12 vrouwen die wekelijks bij elkaar kwamen.

Die groepen waren alleen voor vrouwen, om te voorkomen dat het ons aangeleerde opkijken naar de supermens, man, ons tijdens onze bewustwording parten zou spelen. Binnen die praatgroepen leerden we vooral de psychologische mechanismes van onze onderdrukking kennen: “zoiets doet een vrouw toch niet”, “ik heb niets in te brengen, want ik verdien de kost niet”, “ik zou wel willen werken, maar ik vind echt dat de kinderen hun moeder achter het theelichtje moeten aantreffen als ze uit school komen”.

Na een half jaar of iets langer in een praatgroep te hebben meegedraaid, moet je er zelf een gaan opzetten of gaan aktievoeren. Dat gebeurt dan feller en bewuster dan vroeger.

De praatgroepen hebben door hun informele opzet het bijkomende voordeel dat ze een groot aantal vrouwen bereiken die wel met een vaag gevoel van onbehagen rondliepen maar nog niet naar binnen durfden te stappen bij de bestaande feministische groeperingen, war al die feministische korifeeën rondlopen die het allemaal zo vreselijk goed weten, die ideologisch, strategisch, verbaal zo handig optreden.

Op een gegeven ogenblik zijn de nietgematigde, dus radikaalfeministische, praatgroepen MVM uitgestapt. Zij voerden als redenen aan: MVM zou zich te veel met aktievoeren bezighouden en te weinig met persoonlijke bezinning., MVM zou te veel een middenklasse-organisatie zijn (een aktie Bijstandsmoeders, waarover later, bewijst overigens het tegendeel), en MVM zou te weinig benadrukken dat een vrouw die werkelijk feministisch geöriënteerd, het gezin op moet breken en zich van haar man moet terugtrekken.

De radikaalfeministische praatgroepen die zich teruggetrokken hebben uit MVM en een aparte organisatie zijn gaan vormen met een eigen periodiek, onderscheiden zich door enkele punten van alle andere feministische groeperingen:

– een volstrekt minimum aan struktuur;

– het karakter van hun periodiek, de Vrouwenkrant: opvallend door biezonder eenvoudige taal waardoor men de basis bereikt en niet een al bekeerde bovenlaag.

Het vierde nummer, speciaal samengesteld voor een praatgroepenkongres dat vele malen herhaald moest worden wegens overweldigend sukses, is een biezonder sterk nummer (eind 1972, een paar keer herdrukt). De nadruk erin (en op dat kongres) viel op de persoonlijke beleving van een aantal facetten van vrouwenonderdrukking: ekonomische achterstand van de vrouw, psychiatrische onderdrukking van de vrouw, het Heilige Moederschap in verwrongen vormen. Het is vooral zo goed omdat deze en andere topics eindelijk eens in niet-intellektualistische maar in heldere, begrijpelijke taal werden geformuleerd. Daarbij is een zekere schematisering en ongenuanceerdheid natuurlijk onvermijdelijk;

– ze voeren geen akties van betekenis, ondanks hun grote “leden”-aantal;

– ze zijn politiek onduidelijk, ekstern onvatbaar (je krijgt altijd andere vrouwen aan de lijn voor hetzelfde onderwerp) en innerlijk nu en dan sterk verdeeld.

In navolging van MVM en de afgescheiden Amsterdamse praatgroepen, zijn ook andere feministische groepen tot die procedure overgegaan: Dolle Mina heeft praatgroepen, Groep 7152 (een groep voor homo- en biseksuele vrouwen met sterk feministische tendenzen) heeft ze, en er zijn zelfs losse praatgroepen die bij geen enkele organisatie horen. Er zijn zelfs hier en daar ook al mannenpraatgroepen. Langzaam begint namelijk het besef door te dringen dat de starre rolverdeling tussen mannen en vrouwen een verminking van de mens is die ook mannen treft (zij het niet zo pijnlijk als ons, vrouwen).

De enige feministische groepering die als deel van haar strategie (eerste fase van een goede strategie: bewustmaking en motivering van de leden) geen praatgroepen kent, is naar mijn beste weten Vrouwenbelangen. Deze vereniging gaat van oudsher heel anders te werk, meer “van boven af”. Dit jaar, 1973, organiseerde ze door heel Nederland drukbezochte kursussen politieke bewustmaking van vrouwen, een biezonder goede aktie. Vrouwen uit de regering en de gemeenteraden leiden die kursussen.

Samen met MVM en andere groeperingen voerden zij tijdens de verkiezingen van november 1972 een aktie om meer vrouwen in het parlement te krijgen: Vrouw ’72. Het motto was: “Kies de partij die u wilt, maar stem op een vrouw”. Zeer opmerkelijk was dat iedereen die aan de aktie meedeed zich bij deze stellingname wel erg angstvallig onthield van een patijpolitieke keuze.

Verkiezingen 1972

Wij gaan door met de strijd

Na de onderdompeling in de praatgroepen zijn de meesten van ons versterkt teruggekomen en met velerlei nieuw inzicht. Het kan niet anders of de vrouwenbeweging gaat steeds meer verschillende gezichten vertonen. Een platform voor allerlei nieuwe inzichten vormt sinds 1972 het radikaalfeministische tijdschrift Opzij, dat op papier de krachten wil bundelen.

“Radikaalfeministisch” betekent bij Opzij en bij anderen niet altijd meer de stroming zoals die uit Amerika gelanceerd werd: “man en macht en struktuur buiten”. Het begrip wordt de laatste tijd terminologisch verward met “harde aktie”, in ieder geval anti-man, maar niet: zich terugtrekken uit deze maatschappij en ook niet anti-struktuur. Deze spraakverwarring en het feit dat heel veel vrouwen mentaal beslist niet aan harde aktie toe zijn, veroorzaakt soms nogal wat wrijving en onzekerheid in de gelederen.

Opzij

Onzekerheid en onderlinge reserve verhinderen echter niet dat we bij konkrete projekten samenwerken.

Een voorbeeld hiervan vormen de abortusakties, die al sinds 1970 lopen. Abortus is niet gelegaliseerd in Nederland. Maar in de praktijk wordt er niemand meer vervolgd. Alleen in enkele gevallen waarbij er volgens de geneeskundige inspektie niet genoeg waarborgen aanwezig waren, of waar winstbejag de eerste drijfveer was, grijpt men in. De zwangere vrouw kan via haar huisarts (als die wil), via de NVSH of PVSG een verwijzing krijgen voor een van de vele abortusklinieken. Men neemt aan dat er ongeveer 10.000 abortussen onder medische kontrole per jaar in Nederland worden verricht. Deze houding van de Nederlandse overheid kwam na veelvuldige akties van Dolle Mina, MVM, Vrouwenbelangen en anderen.

Legalisering is er echter nog steeds niet door; er is zelfs een wetsontwerp in de maak, dat de toestand feitelijk verslechtert. De vrouw die nu min of meer “geruisloos” haar abortus kan laten verrichten, moet zich – als dat wetsontwerp het haalt – laten onderzoeken door een heel team.

Ook ten aanzien van homoseksuele vrouwen die dubbel lijden onder het starre vrouw-man-patroon, werken de verschillende groeperingen nauw samen. Het inzicht in de gemeenschappelijke, onderdrukkende faktot van vrouwen en homoseksuelen groeit, vooral sinds het bestaan van genoemde Groep 7152 die als een soort voorportaal naar beide bewegingen werkt. MVM kent er een speciale werkgroep voor, het COC heeft de werkgroep met de poëtische naam “Seringen”, die als een van haar taken heeft: samenwerken met vrouwenemancipatie-groepen tegen het starre rolpatroon. Samen met MVM werkten vrouwen uit het COC aan een analyse van schoolboekjes op dit punt, waarbij werkelijk hartbrekende uitkomsten openbaar werden: via school- en andere boeken worden kinderen werkelijk geïndoktrineerd om aan het starre patroon te voldoen. Men zou er moedeloos van worden om daar nog tegenwicht aan proberen te geven.

En desondanks moeten we verder. “Afwassen, stofzuigen, ramen lappen, aardappels schillen, bedden opmaken, dát je bestemming, niet waar? Niet waar!” Deze kreet is er een van onze weerzin tegen de rol waarin men meisjes wil duwen. We verspreiden hem sinds 1971 via affiches, boekjes en artikelen, waarin 12-jarige meisjes die de basisschool gaan verlaten (en daarbij een volgend schooltype moeten kiezen), aangespoord worden om door te leren net als de jongens. In hun eigen achterhoofdje en in dat van hun opvoeders ligt nl. nog steeds het idee: ze trouwt toch, waarom zou ze dan leren?

Tegen dat idee ageren we op bovenstaande wijze en door het houden van veel voorlichtings- en diskussieavonden met ouders, onderwijzers. Steeds meer opvoeders kunnen we voor deze idee winnen: deze aktie – onder de veelzeggende naam “Marie, word wijzer!” – begon als een klein MVM-initiatief, maar nu werken zelfs onderwijzersbonden, vakbonden en politieke partijen mee.

Marie, word wijzer!

Niet alleen de dochters maar ook de moeders moeten we aanpakken. Met een andere aktie, “Een mens is nooit te oud om te leren!”, wil MVM de huisvrouwen (en daarmee zij die een volgende generatie opvoeden) permanente edukatie meegeven. Enerzijds door haar weer op de maatschappij te richten zodat ze uit haar geïsoleerde positie kan kruipen, anderzijds door haar zoveel mogelijk weer aan het arbeidsproces te laten deelnemen. Ingedutte huisvrouwen interesseren voor her-,om- en bijscholing is niet gemakkelijk. Door opleidingen en kursussen dicht bij huis te situeren (buurthuizen, wijkcentra, avondscholen), willen we ze in staat stellen die te volgen, ook al hebben ze nog kleine kinderen.

Een getrouwde vrouw die aan het arbeisproces deel gaat nemen, verandert noodgedwongen het werkpatroon binnenshuis. En dat is nu net de verdere bedoeling. Langzaam begint men in te zien dat de enigmenselijke oplossing ligt in het herverdelen van de taken tussen vrouwen en mannen. Mannen zullen iets van hun taak buitenshuis aan ons moeten afstaan en wij heel veel van de gezins- en opvoedingstaak aan mannen.

Samen doen. Maar wat met vrouwen die alleen voor hun kinderen moeten zorgen, en dat financiëel niet kunnen (de zgn. Bijstandsmoeders)? Zij worden vaak op allerlei manieren gediskrimineerd door hun omgeving, maar ook soms door de overheid, die hun van het kastje naar de muur stuurt, of hun zo gauw als het kan in een wettig huwelijk wil stoppen. Een van de laatste akties die MVM organiseerde (een aktie die o.a. gesteund werd door het damesblad Margriet) geldt deze Bijstandsmoeders: men wil ze de kans geven om opleidingen te volgen zodat ze later in eigen onderhoud kunnen voorzien. Men wil ze verhuispremies geven om ze te laten verhuizen van kleine dorpen waar ze vaak met de nek worden aangezien, naar grotere steden met meer leefvrijheid en meer werkgelegenheid. Kortom, wij willen graag vrouwen tot zelfstandige mensen maken.

“Een brede weg ligt voor ons open.”

Dit is in grote lijnen de toestand binnen het Nederlandse feminisme na vijf jaar tweede golf:

– veel vrouwenverenigingen als nevenvereniging van politieke partijen of vakbonden, zonder veel zeggenschap op het programma van de partij of vakbond waarmee ze zijn verbonden, maar met behoorlijk veel initiatieven en stimulansen voor de “echte” emancipatiebewegingen;

– veel bonden voor vrouwen met dezelfde belangen: middenstandsvrouwen, plattelandsvrouwen, waar de emancipatie-idee heel langzaam maar zeker ingang vindt;

– ook van vóór 1968 dateert de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen, 1800 leden, in tegenstelling met de vorige een “echte” emancipatiebeweging. Prioriteiten: maatschappelijke en staatsburgerlijke vorming van de vrouw. Speciale nadruk erop dat vrouwen niet alleen gelijke rechten mar ook gelijke plichten hebben. Geen speciale bindingen met politieke partijen of vakbonden.

Vrouwenbelangen is geen aktie-, maar een pressiegroep.

Haar invloed gaat vooral via de demokratische kanalen in het parlement, via kamerkommissies en hoorzittingen. Op zichzelf onderneemt ze geen akties, maar ze ondersteunt sommige wel, b.v. “Marie word wijzer”.

Struktuur: hoofdbestuur, autonome landelijke afdelingen. Alle leden krijgen een biezonder goed verzorgd maandblad. De afdelingen verzorgen zelf de konvokaties voor lezingen en studiegroepen;

MVM, 3000 leden. Prioriteiten: gelijke ontplooiingskansen voor vrouwen en mannen, waarbij men zich het meeste op vrouwen koncentreert omdat die nog het meeste hebben in te halen. Geen speciale bindingen met politieke partijen of vakbonden. MVM is een aktiegroep. De meeste in bovenstaand artikel genoemde akties zijn MVM-initiatieven. Invloed: via parlement, buitenparlementaire akties, pers en infiltratie.

Struktuur: landelijk kollektief met onderwerpsgroepen daaronder, en in de regio’s praatgroepen, aktiegroepen, en studiegroepen. Alle leden krijgen een MVM-nieuws, de regio’s verzorgen zelf een regionieuwsblad of konvokatie.

Dolle Mina, ongeveer 200 deelnemers als men naar de oplage van hun intern nieuws zou tellen. Prioriteiten: bevrijding van de vrouw als onderdeel van de klassestrijd. Een samenleving waarin de vrouw niet wordt gediskrimineerd, kan niet tot stand komen zonder vergemeenschappelijking van de produktiemiddelen. Speciale binding met linkse partijen. Abortusakties. Invloed: via verspreide artikelen.

Dolle Mina

Groep 7152, ongeveer 300 leden. Prioriteiten: verspreiden van informatie over de positie van homo- en biseksuele vrouwen in onze samenleving; doorschuiven naar en samenwerken met feministische en andere groeperingen om die positie te verbeteren; opvang en bewustwording van deze vrouwen door zeswekelijkse landelijke bijeenkomsten en door regionaalverspreide  gespreksgroepen. Geen binding met politieke partijen of vakbonden. Invloed via verzorgd blad Baal, via forums, artikelen. Struktuur: klein landelijk sekretariaat en regionale kontaktkernen.

– Vrouwenpraatgroepen, aantal leden onbekend; vooral in Amsterdam. Prioriteiten: herkennen van dezelfde diskriminatiemechanismes bij andere vrouwen en jezelf, door inzicht naar bewustwording komen. Geen speciale bindingen met vakbonden en politieke partijen. Invloed via de Vrouwenkrant die in hoge oplage en biezonder heldere taal de bewustwording van heel wat vrouwen binnen en buiten Amsterdam bewerkstelligt. Struktuur: geen, enkel een administratieve.

Net zoals alle protestbewegingen blijkt het Nederlandse feminisme haar schakeringen en nuances te vertonen. Ze hebben het voordeel dat de ontevreden vrouw nu haar eigen kleur binnen het feminisme kan kiezen.

Vijf jaar zijn we nu intens bezig met de tweede golf van het vrouwenverzet. Onze eisen zijn gegroeid van lieve kresjes naar totale maatschappijverandering. Het kon niet anders.

Eindhoven, zomer 1973

Hanneke van Buuren

Hanneke van Buuren


Links

www.vrouwenbelangen.nl
www.groep7152.nl
www.jokesmit.nl

, , ,