Het Nachtleven

‘Bier, zweet en tranen, no sex’

Deze stukken verschenen op het inmiddels ter ziele gegane Forum van deze site, tussen 2007 en 2009:

prive nightlife

Bert:

Bier, zweet en tranen, en no sex.

In de zomer van 1973 kon ik eindelijk naar Amsterdam! Het vertier van mijn tienertijd op het platteland was een tweederangs bioscoop, waar ik iedere zaterdagavond de nieuwste film verslond, ongeacht de inhoud, of het nu Easy Rider, The Bridge on the River Kwai of The Graduate was. Ik snakte naar een andere wereld, naar de anonimiteit van de hoofdstad, en vooral naar vrouwen.

Ik had grote verwachtingen van Amsterdam waar ik Klassieke Talen ging studeren. Ik huurde een kamer boven een schoenmaker in de Pijp. Iedere ochtend als ik het raam opende, genoot ik van het geruis van de stad en geur van de warme bakker aan de overkant. Het duurde niet lang voordat ik de weg vond naar het kersverse vrouwenhuis. Maar ik was panisch voor praatgroepen en zocht van de weeromstuit een heenkomen in het lesbische nachtleven – of wat daar voor doorging. Daar leerde ik oudere lesbiennes kennen die allemaal in de WAO zaten en die mij, onder invloed van veel drank, vertelden over psychiaters, dwangbuizen en shock therapie die van de ene op de andere dag tot grijze haren kon leiden.

Club taboo

Zo raakte ik verzeild in club Taboo, ergens in de Leidse dwars- of -kruisstraat. Ik herinner me nog levendig de avond dat zij mij een keer meenamen naar deze club. De gevel van het pand bestond uit een geblindeerd raam en een deur met een tralieluikje om je te melden. In bescheiden letters stond er ergens dat mannen alleen onder begeleiding van een vrouw werden binnengelaten. Achter deze gevel ging een lange, donkere pijpenla schuil. Over de hele rechterwand reeg zich een reeks afgeschermde zitjes aan elkaar. Vanuit deze treincoupés keek men uit op de flessenwand achter de bar, aan de overzijde van het gangpad. Tussen bar en flessen hing een bel voor “het rondje van de zaak” met een klepel van gevlochten leer in de vorm van een penis.

Peti:

Niet alleen moest je 21 jaar zijn voor De Schakel, je werd ook als bezoeker geregistreerd door de politie.

Een vriend en een vriendin van mij bezochten in 1968 op een zaterdag De Schakel na een obligaat bezoek aan het Stedelijk Museum. Hij was homo zij (helaas) niet. De volgende maandagochtend werd zij bij de directeur van onze school geroepen. Haar vader was al aanwezig (ongetrouwde juffrouwen werden pas na hun 28ste als zelfstandige wezens erkend).

De zedenpolitie had die ochtend de directeur gebeld met de waarschuwing dat twee van zijn leerlingen in een onzedige gelegenheid waren gesignaleerd.

Catja:

In Parijs had je een beruchte nachtclub, hoe heette die toch? Was mijn eerste (onschuldige) stap in de lesbisch scene, in 1980. Was voor mij helemaal nieuw en spannend. Voor zover ik wist had ik nog nooit een lesbienne gezien, kwam vers uit een klein zeeuws dorpje. Had vaag iets met het lesbische, maar vond het ook doodeng wat die wereld achter de rookwolken en drankwalmen me zou brengen. Ik ging die nacht mee stappen met een vriendin, was eigenlijk een passieve volger. Het was er donker, rokerig en iedereen keek naar ons. De verdeling was duidelijk butch-femmes. Labels die ik pas later leerde kennen. Ik voelde me er totaal niet op mijn gemak. Maar binnen een half of een heel uur werd ons bezoek dan ook al wreed verstoord.

De entree was gratis, maar de verplichte drank was 100 FF per consumptie. Omdat we arm waren namen we samen één drankje, waarop we er werden uitgezet door de portier. Vervolgens kalkte die vriendin met een spuitbus de tekst; ‘100 francs pour être lesbienne’ op de muur van die nachtclub. Ik betrok het lesbische nog steeds niet bewust op mezelf in die tijd. Pas een aantal jaren later beleefde ik mijn coming out in de Amsterdamse scene. Toen ook hoorde ik dat mijn eerste echte lesbische uitgaanstent tot in Amsterdam berucht was, met name door de vrouw die daar de scepter zwaaide. Over haar en haar vermeende avonturen met vele vrouwen is zelfs een boek verschenen (vertaald in het Nederlands). Haar naam en de titel van dit boek schieten me nu ook niet te binnen. Toch goed om dit vast te leggen. Weet iemand over wie en wat ik het heb?

Sofa fan:

Die eigenaresse heette Elula Perin maar de naam van die club wil me maar niet te binnen schieten.
Ik denk aan Scaramouche maar volgens mij is dat niet zo…….

Sofa fan:

Ha ha

even gegoogled.

De club heet
ja ja ja

Katmandou!

 prive katmandou

Pebbles:

Leuke site! Door al deze berichten komt er van alles bovendrijven. Ik was ook te jong voor de Schakel, er werdt lacherig gedaan als ik weer eens probeerde binnen te komen. Iemand heeft me een keer de Tabu ingesmokkeld, maar dat vondt ik zo’n enge tent. Werkte Marina daar niet? Van Griekse afkomst, later werkte ze in Homolulu.

Het vrouwenhuis was minder moeilijk om binnen te komen. Ik was vaste klant vanaf mijn 15e. Biertje bestellen was ook geen probleem, gelukkig. Ik heb me er nooit onveilig gevoeld, de donderdag avonden waren het hoogtepunt van de week! De vrouwen, de muziek, Dees (met dat hele kleine drumstelletje!) en Marianne en Claude, Meggie, Dia… wat een prachtige tijd. Ik bracht soms mijn gitaar mee en mocht dan meespelen, wat een geweldig gevoel was dat. Rod Stewart’s Do You Think I’m Sexy werd er veel gedraaid, al vonden sommigen dat er alleen vrouwenmuziek gedraait mocht worden. Mijn eerste crush… allemaal op die donderdag avonden… zucht.

Dia:

Mijn vrolijkheid om mijn opnieuw ontdekte verleden duurt nog voort & vervult me met dankbaarheid. Wat heb ik een mooie en prachtige jeugd gehad. Gedichten schrijven, muziek maken, werken in de Melkweg, alle bandjes zien die ik wilde en tot diep in de nacht leven.

Als we uitgingen was het vaak middernacht of soms pas om twee in de morgen. We ontbeten met jus en koffie in kraakkoffiehuizen waar de stad vol mee was. We dansten in goeie discotheken op de daar gedraaide muziek en namen naar lesbische clubs onze eigen walkmans met onze eigen muziek mee.

En we waren mooi.

Niet dat we dat wisten of er op letten. We waren ons niet bewust van onze schoonheid.

“Aangekleed gaat uit.” Zei Lido altijd als we voor de spiegel stonden om ons klaar te maken de dansvloer te bestormen. We stiften onze lippen en deden kohl op onze ogen.

Mee ging altijd: shag (Drum of Winner), stuff, aansteker en geld in de broekzak of binnenzak van het colbert. Lido met een piepklein blauw of rood metalen koffertje om gebonden met daarin een paar zilverpapiertjes met stukjes stuf of een zakje wiet. Ook had ze vloeitjes en maakten we er joints op. Overal waar we kwamen, in welke stad dan ook, zeiden we tegen de portiers dat we op de gastenlijst stonden en werden we toegelaten. Nu ik die foto’s zie begrijp ik het, welke club heeft er niet graag mooie jonge vrouwen binnen, toen genoot ik er alleen maar van en stelde verder geen vragen. Een mooie herinnering is Studio 54 New York waar een massa mensen stond te wachten om binnen gelaten te worden. Boven die menigte uit portiers op verhogingen die zodra ze ons zagen de mensen gebaarden ons door te laten, ik voelde me als Mozes in de Rode Zee.
Wat ik me toen ook niet realiseerde was dat dit de vette jaren waren.

Al was ik toen dun.

Bert:

Sommige dingen blijven je altijd bij.

“Ooit een normaal mens ontmoet? En beviel het?” Paarse woorden op een zilveren ondergrond. In de kringen van de oudere lesbiennes waar ik mee omging, hing dit affiche altijd wel ergens: achter de bar, bij de jassen of op het toilet. Deze ‘bevrijdingstekst’ kwam, zo ontdekte ik vele jaren later, uit de psychiatrische hoek. De onzekere lesbienne die ik was omarmde keer op keer de implicatie van deze slogan: abnormaal was leuker!

En dat bleef niet zonder gevolgen.

Ik woonde destijds in een commune van hetero’s, in een souterrain op de walletjes in Amsterdam. Volgens ongeschreven wetten deelden we veel van elkaars bezittingen. Zo hing er bij de trap naar buiten een gemeenschappelijke kapstok die soms zo rijkelijk was voorzien van kledingstukken dat hij onder het gewicht van de muur viel. Als ik uitging zette ik bij deze kapstok altijd de kroon op mijn outfit. Dat ging jaren goed totdat ik op een nacht, in laveloze toestand, het lievelingsjasje van een medebewoonster in disco de Schakel liet hangen.

Stoer, sleets bruin leer, met gebreide mouwen…. . Het duurde niet lang of het werd gesignaleerd: aan het lijf van I., een barvrouw van De Lange Gang, een lesbisch café dat ongeveer in dezelfde tijd als het Vrouwenhuis, was ontstaan in de Langestraat. Natuurlijk kende ik I. Ik belde haar, ik schreef haar, maar kreeg geen antwoord.

Het toeval wilde dat op een avond mijn vader en stiefmoeder vanuit de provincie op bezoek kwamen. En als mijn vader naar Amsterdam kwam, was uitgaan vaste prik! Het was vrijdagavond en samen met de aanloop van vrienden die al aan de keukentafel zaten – van onze kleine homo tandarts tot de stoere Jan, Do en Rika – werd plotseling het idee geopperd om ‘de jas dan maar te gaan halen, met zijn allen.’

Het café zat vol, maar geen I. achter de bar. Na een paar drankjes zouden we onverrichterzake weggaan, toen ze binnenstapte en, met de jas aan, achter de bar biertjes begon te tappen, zodat de eigenaresse van de zaak aan de andere kant kon gaan ontspannen. Maar die ontspanning was van korte duur.

Na drie beleefde, verbale pogingen van mijn kant om I. te bewegen de jas terug te geven, en haar koppige weigeringen, stapte mijn vader op haar af. Hij ging achter haar staan en zei: “En nu geef je die jas hier”. Hij voegde de daad bij het woord, reikte met beide armen over haar schouders heen, pakte de revers beet en stroopte de openstaande jas met drie korte rukken over de schouders en langs de armen af naar beneden. Voor ik wist wat er gebeurde veranderde het café in een slagveld van worstelende, solidaire ‘queers’ uit beide kampen. F., de lijvige eigenaresse van het café sloeg een bierglas stuk op de bar en joeg onze kleine homo tandarts die een vuile opmerking had geplaatst, achterna, naar buiten. De muziek verstomde en wij werden luidkeels gesommeerd de bar te verlaten. Hetgeen wij, mèt jas, graag en snel deden. Onze kleine homo zat buiten tussen de auto’s na te bibberen. Hij had nog dagenlang begeleiding nodig naar zijn huis op de Zeedijk.

Niet lang na deze affaire kwam ik I. tegen op een homodemonstratie. Zij pakte me bij de arm en zei gekscherend: “Zo…?, nog steeds lesbisch en onaangepast?”

Kadaan:

In De Lange Gang hing achter de bar een tegeltje met de tekst: ‘Iedereen moet maar op zijn eigen manier zien klaar te komen’. Dat werd met de uitspraak ‘Alle soorten moeten er wezen’ (Lammert Wijngaards) en ‘Het doet er niet toe wat je doet als je datgene wat je doet maar goed doet’ (mijn moeder) de kapstok voor mijn leven! Dat heb ik dan toch maar mooi aan De Lange Gang te danken, en die avond herinner ik me als een hartstochtelijke gebeurtenis waarin al het bovenstaande geweldig tot zijn recht kwam!